C.S. Lewis, Gedachten over de Psalmen, [2009], 45-46 Racine in Athalie: O charmante loi (Eerste akte scene 2) Maar de dichter spreekt hier over Gods wet, Zijn geboden, zijn 'verordeningen'. ... Een goed christen en een groot geleerde aan wie ik dit eens vroeg zei dat volgens hem de psalmdichters hier doelen op het tevreden gevoel van iemand die weet dat hij gehoorzaam is geweest aan de Wet, met andere woorden op 'de geneugten van een goed geweten'. In zijn opvatting zouden ze bijna hetzelfde bedoelen als Wordsworth toen hij zei dat er niets mooier is dan de 'glimlach' die 'de Plicht' ons toewerpt - nadat haar orders zijn opgevolgd. ... Het probleem is dat de psalmdichters naar mijn idee nooit iets dergelijks zeggen.
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en [21]honigzeem. 21. Hebr. het vloeiende der honingraten; dat is, dat uit de honingraten vanzelf zonder persen vloeit, ongepijnden honing.